Almere, stad zonder afval

De afgelopen weken heeft de gemeenteraad gesproken over het doorontwikkelen van het beleid “Mijn afval maakt winst”. De tijd is rijp dat we een volgende stap maken in het proces van afvalinzameling en -scheiding. Daar waar we een aantal jaren geleden nog de afvalstoffenheffing zagen dalen lijkt de rek er nu uit te zijn.

© Paul van der Starre

Dit heeft verschillende oorzaken waaronder landelijk beleid en daling van de grondstoftarieven. Maar we zien ook dat een groep bewoners niet of onvoldoende hun afval scheidt en dat er nog winst te behalen valt bij de grootste groep die wel gemotiveerd is om het afval zo goed mogelijk te scheiden. Kern van het probleem is echter dat een goede motivatie alleen, niet automatisch leidt tot de gewenste gedragsverandering. Hierdoor dreigt de doelstelling om Almere in 2020 een afvalloze stad te laten zijn niet gehaald te worden.


Allereerst hebben we in mei het initiatiefvoorstel van D66 over Diftar besproken. Dit zou als aanvulling op het huidige systeem worden ingezet. Diftar komt er kort gezegd op neer dat goed gedrag (=het goed scheiden van afval),  beloond wordt met een individuele verlaging van het afvalstoffentarief. De fractie is gecharmeerd van deze denkrichting. Diftar appelleert aan eigen verantwoordelijkheid en dat spreekt ons als liberalen aan. De VVD is van mening dat je inwoners moet belonen als ze hun afval goed scheiden. Wat is er nu mooier dan dat huishoudens direct invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van hun afvalstoffenheffing?


Een groeiend aantal gemeenten in het land werkt al met Diftar. Ervaring in andere gemeenten leert dat financieel belonen van goed gedrag een sterke extrinsieke motiverende werking heeft. Zo bereik je ook de groep die niet ontvankelijk is voor alleen een communicatiestrategie. En dit laatste is nu net onze kritiek op het voorstel van het college welke we recent hebben besproken.


De oplossing die het college nu aandraagt is het geven van een impuls aan het scheidingsgedrag door ‘in gesprek te gaan met de inwoners’. Dit moet worden gerealiseerd door promotieactiviteiten en een communicatiecampagne gericht op de intrinsieke motivatie en duurzaamheidswens van inwoners om daar vanuit de gewenste gedragsverandering te stimuleren. Het college is overtuigd van het succes van deze aanpak. Wij hebben grote twijfels of deze aanpak binnen de gestelde termijn zal leiden tot de gewenste resultaten.


Na de bespreking van beide voorstellen heeft de VVD een debat aangevraagd met wethouder Huis. Voorafgaand aan dit debat had de fractie al, samen met D66, bij andere partijen gelobbyd om het voorstel om per 2018 Diftar in te voeren, verder uit te werken. Dit leek op een smalle meerderheid te kunnen rekenen. Tijdens het debat heeft de wethouder voorgesteld om het collegevoorstel aan te vullen met verdere uitwerking van Diftar en dit over ruim een jaar, samen met de resultaten van de evaluatie van het collegebeleid, voor te leggen aan de gemeenteraad. Zo kunnen wij eind 2017 een weloverwogen besluit nemen om, indien door de gemeenteraad wenselijk wordt geacht, Diftar in te voeren.