Voor ons huis ligt een smalle strook gras tussen de heg en het fietspad. Zo’n anderhalve meter breed, meer zal het niet zijn. Tot voor kort werd dit stukje gras keurig en regelmatig door de gemeente onderhouden, maar sinds de bezuinigingen lijkt dit tot ‘extensief onderhoudsgebied’ gedoemd. Een mooie term voor: ‘pas maaien als het gras drie kontjes hoog staat’.
Nu is dit natuurlijk geen gezicht en bovendien groeit het onkruid door de heg heen, dus heb ik zelf de grasmaaier maar ter hand genomen. Een burgerinitiatief waar niemand bezwaar tegen kan hebben. Althans dat dacht ik in mijn naïviteit, totdat ik tijdens het maaien werd aangesproken door een mevrouw uit de buurt. “Meneer”, riep zij mij toe. “Dat hoeft ú niet te doen, dat is voor de gemeente”. Als lokale VVD fractieassistent ben ik wellicht iets beter op de hoogte van de precaire financiële situatie bij het groenonderhoud dan de gemiddelde Almeerder, dus ik antwoordde dat de gemeente dit niet meer kan bekostigen.
Verwachtte ik een compliment voor mijn initiatief? Wellicht was dat teveel gevraagd maar waar ik zeker niet op rekende was het verwijt dat ik hiermee mensen het brood uit de mond stootte. Dat door mijn maaigedrag betaalde banen verdwenen en ik mede verantwoordelijk was voor de hoge werkloosheid in Almere. Mevrouw was echt boos.
Als politicus ga je een discussie met potentiële kiezers natuurlijk nooit uit de weg. En hoewel de politieke voorkeur van mijn criticaster waarschijnlijk mijlenver afstond van mijn eigen overtuiging, deed ik tegen beter weten in toch een poging. Ik beargumenteerde dat zonder extra geld de gemeente nooit mijn maaitaken over zou kunnen nemen. Dus dat er door mijn ‘onverantwoordelijke gedrag’ niemand werkloos zou worden. En dat wij als inwoners misschien nog wel meer taken in onze eigen buurt over zouden moeten nemen. Want hoe minder overheid, des te minder belasting betalen tenslotte. “Maar”, voegde ik eraan toe, ”Met een belastingverhoging van zo’n 50,- euro per jaar zou de gemeente weer meer kunnen maaien en was het probleem opgelost.”
Op die laatste suggestie heb ik geen antwoord meer gekregen. De diepvriesspullen in haar boodschappentas dreigden te smelten... Mijn verdere pleidooi voor een participatiemaatschappij heb ik dan ook maar voor mij gehouden. Het voorjaarszonnetje scheen heerlijk en Almere leek mooier dan ook. Dat moet zo blijven dacht ik en zonder schuldgevoel startte ik de maaimachine om mijn rondje af te maken.